-
1 interroger
interroger [ẽterrozĵee]1 ondervragen ⇒ verhoren, in verhoor nemen2 vragen stellen aan ⇒ interviewen, overhoren, examineren3 onderzoeken ⇒ nader bestuderen, aandachtig bekijken♦voorbeelden:interroger sa mémoire • zijn geheugen raadplegeninterroger qn. du regard • iemand vragend aankijkeninterroger qn. sur la direction à prendre • bij iemand informeren welke weg men moet nemen♦voorbeelden:v1) ondervragen, verhoren2) examineren, overhoren3) onderzoeken -
2 interroger le ciel pour savoir s'il fera beau
interroger le ciel pour savoir s'il fera beauDictionnaire français-néerlandais > interroger le ciel pour savoir s'il fera beau
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский